Na een nogal rumoerige geschiedenis is Namibië, het vroegere ‘Zuidwest Afrika’, een paradijs geworden voor natuurliefhebbers. Het land heeft een semi-woestijnklimaat, maar daar heeft de natuur in al zijn facetten zich perfect aan aangepast. Naast een enorme bodemrijkdom is toerisme een van de belangrijkste inkomstenbronnen geworden van dit land, dat in een jaar of twintig tijd zijn levenskwaliteit drastisch heeft zien verbeteren.
Tijdens deze voordracht nemen we je mee op reis en bezoeken we tal van spectaculaire natuurfenomenen en uiteraard de nodige mineralenvindplaatsen. De Tsumeb-mijn zullen we vanavond maar kort behandelen, want dat zou een avondvullend verhaal op zich zijn. De landschappen zijn er onvergetelijk mooi, en de mineralogische vondsten meer dan de moeite waard. We staan oog in oog met olifanten, leeuwen, zebra’s, giraffen en alle denkbare soorten antilopen.
We bekijken ook een aantal boeiende geologische fenomenen. We brengen zelfs een dag door bij de Himba’s, die nog bijna helemaal leven op hun specifieke, traditionele manier. We bezoeken natuurlijk ook uitgebreid het Etosha National Park, een van de grootste natuurreservaten ter wereld, met een oppervlakte van ongeveer 22 000 km² (ongeveer de helft van de oppervlakte van Nederland).
Twee reizen waarbij we in totaal zo’n 8000 kilometer aflegden brachten ons in bijna alle uithoeken van het land. Naast de traditionele toeristenbestemmingen doen we ook een aantal plekken aan die gelukkig nog niet in brochures van reisbureaus voorkomen, maar die wel thuishoren in de agenda van de mineralenverzamelaar.
Tot woensdag 17 april, Rik Dillen