Hendrik de Jong is als belangstellende geïnteresseerd in archeologie en geologie. Deze wetenschappen hebben soms raakvlakken met elkaar. De eerste lezing van ons seizoen bestaat uit twee delen, waarbij botten van uitgestorven dieren als rode draad fungeren. In het eerste deel komen vondsten uit de Tjongervallei in Fryslân aan de orde; het tweede deel is een weergave van een in mei 2012 gehouden excursie naar Engeland.
In 1980 ontdekte een medewerker van het Fries Museum bij egalisatiewerkzaamheden van een zandkop bij Oldeholtwolde een ruim 11.000 jaar oude verblijfplaats van rendierjagers. Op de plek werd onder meer een unieke uit platte zandstenen haardplaats ontdekt met een stuk verbrand bot van een rendier. In 1981 vond een boer tijdens het hekkelen van de Boven Tjonger bij Oosterwolde een vrijwel complete schedel en enkele botten van een oeros. Tijdens het archeologische onderzoek dat daarop volgde werden nog eens tientallen botten van tenminste drie oerossen gevonden.
In 2002 volgde er een tweede onderzoek, waarbij o.a. resten van een leerschildpad werden aangetroffen. Tijdens de excursie naar Engeland werd een kijkje genomen achter de schermen van het driehonderd werknemers tellende Natural History Museum in Londen. En in een werkplaats van een museum in Norfolk werden resten van een steppemammoet getoond, die in 1990 na een zware storm aan de Noordzeekust van Norfolk waren blootgespoeld. Het dier staat bekend als de West Runton Elephant. Enkele botten hebben knaagsporen van hyena’s.
Hendrik de Jong.