Onder de vrolijke leiding van Yma van den Driest reden we ten westen van Zuid Limburg een aantal groeves af. Het grootste deel van de deelnemers verbleef ’s nachts in Hotel Samsam in Meerssen, de rest verbleef op campings en op een parkeerterrein (in een camper).
Vrijdag 8 juni
Op vrijdag 8 juni vertrokken we met de hele groep (behalve drie personen die pas zaterdag zouden komen i.v.m. school van Sietze) naar groeve CPL in Halembaye (België). Jacques Severijns ging mee als gids. Hij is een superspecialist van deze groeve want hij gaat iedere dag na afloop van zijn werk (hij werkt in de dichtbijgelegen aluminiumfabriek die o.a. schoorstenen maakt) even de vers bewerkte plekken van de groeve langs, zoekend en wroetend in nieuw puin. Dat hij een speciaal fossielen-oog heeft bleek al spoedig want in een mum van tijd had hij een enorme zee-egel te pakken en riep: “een kleur onder de tien!”
Hè? Zo snel werkten mijn hersens niet maar de eerste de beste die een kleur riep, kreeg de egel. Het bleek een Echinocorys te zijn met een onderkant van ongeveer 7 bij 9 cm. Er werden heel wat hele en kapotte Echinocoryssen van dit formaat gevonden en regelmatig klonken er vreugdekreten door de groeve.
Het bleek dat in de laag waarin wij zochten alleen grote zee-egels zaten. Voor de kleintjes moest je vele lagen dieper zitten en die zullen pas over anderhalf jaar tevoorschijn komen. Op onze hoogte was men aan het afgraven om het puin verderop te storten omdat het “afval” was. Het was verontreinigd met ijzer, je zag dat aan de grote bruine vlakken. Verder zat er heel veel vuursteen in. Aangezien het materiaal gebruikt moest worden in de keramische industrie, was het niet wenselijk dat er bruin of vuursteen in zou zitten (lastig voor bijvoorbeeld een WC pot!) Ook bewerkingen om zuivere kalk met klei te verkrijgen, bijvoorbeeld door zeven, zouden veel te duur zijn. Dus werd met man en macht gewerkt om de lagen te verwijderen tot men 15 meter dieper zou zitten.
Verder vonden we in deze groeve belemnieten met een diameter van 1,2-1,5 cm en een lengte tot ongeveer 9 cm. Het was apart dat we in Frans sprekend België zaten en dat de vrachtwagens gesierd waren met Nederlandse vlaggetjes. Jacques dacht dat deze mannen misschien wel goedkoper werkten dan de Belgische.
Zo’n groeve met al die lagen is altijd weer een prachtig gezicht. Maar deze groeve is wel heel bijzonder want hij grenst aan een enorme stortplaats voor Belgisch huishoudelijk afval. Een deel van deze afvalberg werd bedekt met grond waar weer gezellig planten op zullen groeien. Op vaste afstanden werden dikke buizen ingegraven voor de ontgassing. Het afval is een trekpleister voor kraaien die af en toe in enorme aantallen opvlogen vanaf de plek waar ze vermoedelijk hun nesten hadden. Maar ineens viel ons oog op een grote bruine vogel die op het afval landde. Verrekijker erbij, vogelkenner Rein erbij en… Ja hoor, een vale gier!
Ineens was geen enkele Echinocorys meer belangrijk en stonden we ons te vergapen aan deze bijzondere vogel die geheel uit vrije wil naar dit gebied is gekomen. Vale gieren zoeken plekken met kliffen om hun nesten op te maken en voor hen lijkt de groeve inderdaad een klif. De gier was niet alleen want even later zagen we nummer twee. Rein zei dat er maar vijf vale gieren in Zuid Limburg zijn, dus wij boften enorm dat we er twee zagen.
Toen we de groeve in gingen was het stralend weer en wij gingen ervan uit dat dat zo zou blijven. Er kwamen wel zwarte wolken aan maar die werden door een van de drie Jannen vakkundig bezworen en dreven de andere kant uit. Maar…. tegen één van deze wolken kon Jan niet op en in een mum van tijd waren we nat tot op ons ondergoed. Tja, met zonnig weer leg je je regenspullen niet bovenop.
De grond werd een breiboel, ons 17-jarig hondje zat te beven en mijn Jan vertrok met stoeltje en hondje, al glibberend en glijdend, naar de camper. Vervolgens trad Yma op als Piet Paulusma en waarschuwde zeer ruim van tevoren als er weer regen dreigde zodat de hele groep, dik in regenkleding en gewapend met paraplu’s, zat te wachten tot de eerste druppels zich meldden. Om 16.15 uur zou het hek van de groeve sluiten, het werd rennen om op tijd beneden te zijn.
Ik was vanwege mijn trage tempo natuurlijk de groep weer eens kwijt en sprak een werkautootje aan met de vraag of er oranje hesjes met helmpjes waren langsgekomen. Ja, dat was het geval en ik mocht, met mijn breischoenen, instappen en was nog eerder bij onze auto’s dan de rest, haha!
Omdat de middag nog lang niet voorbij was, was er nog tijd voor een andere groeve: Marnebel. Het was weer een eind lopen van de parkeerplaats naar de vindplaats en binnen niet al te lange tijd ook weer dezelfde weg terug want er was niets te vinden.
Vlakbij lag nog een groeve, deze hoort bij Marnebel. Degenen die al genoeg gelopen hadden voor deze dag, bleven bij de auto’s. De rest liep hoopvol achter Jacques aan. Ook in deze groeve vond men niets bijzonders dus de groep was snel weer terug. Moe en hongerig vertrokken we naar onze douche/slaapplekken zodat we fris en fruitig om 19.00 uur aan het diner in hotel Samsam konden verschijnen.
Zaterdag 9 juni
Op zaterdag 9 juni vertrokken we naar twee verschillende vindplaatsen. De ene groep (vijf personen) ging naar de carboon steenstort van de voormalige steenkolenmijnen Emma en Hendrik in Brunssum en werd daar begeleid door Eric Nieuwenhuis. Mark en Neeltje vertelden wat zij hier gevonden hadden. Fossielen waaronder varens (blad en wortel), zegelboom, een zaadknop en een bloemetje. Een deel van de fossielen viel direct uit elkaar, dat was natuurlijk wel sneu voor de vinders.
Er werden ook mineralen gevonden: o.a. pyriet, chalcopyriet en kwarts. De andere groep vertrok naar de CBR groeve, theoretisch in Lyxhe (België), waar de fabriek staat. Maar praktisch was de groeve in Eben Emael. Dat theorie en praktijk de nodige kilometers uit elkaar lagen, ondervond ik (met echtgenoot Jan) aan den lijve. Wij waren in eerste instantie achter de carboonzoekers aangereden en kwamen daardoor te laat bij de CBR groeve waar Yma zo lief was om op ons te wachten.
Maar als de één in Lyxhe staat en de ander in Eben Emael, is ontmoeten knap lastig. Gelukkig brachten de mobiele telefoon en de TomTom uitkomst en konden ook Yma en ik veel en veel later dan de rest ons storten op een nieuwe voorraad zee-egels.
Ook in deze groeve werden de krijtlagen afgewisseld met vuursteenlagen maar nu waren deze laatste lagen heel compact, één dikke vuursteenrand. Het was weer leuk zoeken, min of meer samen met een groep Duitsers. De eerste de beste Duitser die aangesproken werd door Yma, zat blij te zijn met een zojuist ontdekte haaientand.
Vrachtwagens reden weer af en aan maar wij zaten op een autovrij doodlopend stuk. Er werden weer veel Echinocoryssen gevonden maar Rian kwam ineens te voorschijn met een schattig zee-egeltje (diameter ongeveer 2,5 cm) waar zelfs Jacques helemaal blij van werd. Ze moest hem (de zee-egel dus) heel goed inpakken anders zou deze kostbare schat misschien beschadigen. Later zou Jacques opzoeken wat de naam van het beestje is. Verder werden er schelpjes en een sporadische krabbenpoot gevonden.
’s Middags reden we achter Jacques aan naar de CPL groeve waar we vrijdag ook waren, maar nu parkeerden we bij een soort achteringang (Les Hautes de Froid Mont). We zochten op de storten van de vorige dag. Het was een steile helling waar Sietze als een berggeit tegenop rende en even zo snel weer naar beneden kwam maar dan wel met een mooie Echinocorys.
Vanaf deze plek hadden we een prachtig zicht op de lagen waar we gisteren zochten. Jacques ging nog een etage lager maar velen van ons hadden in de gaten dat je vanaf een lagere laag ook weer omhoog moest klimmen. En zolang niemand roept dat de fossielen voor het oprapen liggen, kun je net zo goed op je eigen laag blijven.
We vertrokken bijtijds om (alweer) achter Jacques aan te rijden. Maar ditmaal niet om naar een groeve te gaan maar om verwend te worden met koffie met Limburgse vlaai. Deze verwennerij vond plaats in een gebouw (in Maastricht) dat oorspronkelijk helemaal verwaarloosd was maar onder handen genomen is door de echtgenote van Jacques. Samen met haar zussen heeft ze er een plaatje van gemaakt: nieuwe megakeuken, bar, toneel enzovoort. Nu is het een prachtig gemeenschapsgebouw geworden.
Na de vlaai gingen we weer achter Jacques aan, maar nu lopend, naar zijn huis. Via een enge trap kwamen we in een megakelder en daar wisten we niet wat we zagen: wanden vol met o.a. haaientanden, haaienkaken, alles wat iets met haaien te maken heeft, zelfs twee nietmachientjes in de vorm van een haai, twee kaken van roggen, enorme mammoetbotten, heel erg veel zee-egels, enorme dozen vol met haaientanden (elke tand apart in een plastic doosje), laden vol met zee-egels en spul dat hij allemaal nog moet uitzoeken maar waarvoor de tijd ontbreekt.
Iedereen mocht een haaientand uitzoeken uit zijn speciale haaientand-weggeef-voorraad en in de tuin stonden twee emmers met Echinocoryssen waarvan ook ieder er eentje mocht meenemen. Wat was het bijzonder om het privémuseum van Jacques te mogen bezoeken!
Zondag 10 juni
Op zondag 10 juni mocht er een uurtje langer geslapen worden. De groep vertrok om 9.30 uur naar de Geulhemgrot in Geulhem. Gids Rudi Dortangs was de, met lamp gewapende, grotgids. De temperatuur was 11 graden en er was een ventilatiesysteem waardoor het er prima uit te houden was. Een vrouwelijke gids, eveneens met een lamp, liep achteraan. De gidsen zeiden: “als je de groep kwijt bent geraakt: vooral niet gaan zoeken maar gewoon op je plek (in het donker!) blijven wachten totdat je gemist wordt, want het hoofdpad heeft vele zijpaden waar je makkelijk verdwaalt”. Was ik even blij dat ik niet mee was met mijn claustrofobie!
Er werd van alles uitgelegd en aan het eind van de route werd op de KT-grens gewezen en op een “plafond“ vol met fossielen. Verder bleek er een ondergronds kerkje te zijn waar, bij speciale gelegenheden, nog echte diensten gehouden worden. Iedereen vond het allemaal erg interessant. Al deze grotwijsheden heb ik van Rian omdat wij al zaterdagavond naar het schattige stadje Thorn vertrokken waren.
Nadat een aantal van de groep al naar het noorden vertrokken was, bezochten de zeven overgebleven personen ’s middags het Natuurhistorisch Museum in Maastricht. Jacques kwam daar ook naar toe met zijn vrouw. Even een wetenswaardigheid over Jacques: op 15 april van dit jaar heeft hij zijn bijzondere mosasaurusschedel overgedragen aan dit museum. Acht jaar geleden heeft hij in de kalksteengroeve Curfs bij Geulhem de botfragmenten bijeengezocht en tot deze gedeeltelijke schedel terug gepuzzeld. Het bijzondere van deze vondst is dat nu bewezen is dat de mosasaurus tot het eind van het Krijt heeft geleefd en niet al in een eerdere periode is uitgestorven.
Jacques kreeg, omdat hij ons zo fijn begeleid heeft, behalve wat specifiek Friese cadeaus ook nog een enveloppe met inhoud.
Yma, bedankt voor het organiseren van deze driedaagse excursie. Het was heel gezellig, we hebben lekker gespeurd, gehakt, stenen verplaatst en we kunnen onze vitrinekasten weer aanvullen met nieuwe aanwinsten!
Erie Vrij.